Interview met oprichter en artistiek leider Alain Pringels.
Interview & tekst: Matthew Wright.
Het idee om opnieuw een eigen gezelschap op te richten, begon te groeien rond 2012-2013. Ik werkte toen bij toneelgroep De Appel in Den Haag. Tijdens het seizoen waarin we de marathon van Casanova speelden, kondigde onze artistiek leider Aus Greidanus aan dat hij zou stoppen en dat er een nieuwe artistieke leiding kwam. Dat bracht natuurlijk onzekerheid met zich mee: zou ik kunnen blijven met een nieuwe leiding, of niet?
In die periode ben ik beginnen nadenken: wat als ik daar niet kon blijven, wat wilde ik dan doen? En toen kwam het idee steeds duidelijker naar voren: ik wilde terug een eigen groep starten, zoals ik dat eerder had gedaan in de jaren ’80 met mijn eerste gezelschap in Lokeren: De Schizo's.
Toen in 2016 bekend werd dat De Appel geen subsidies meer kreeg en ophield te bestaan, werd het heel concreet. Vanaf dat moment ben ik echt beginnen uitwerken wat voor gezelschap ik voor ogen had.
Voor mij stond één ding al snel vast: ik wilde geen wit, homogeen gezelschap oprichten. Het makkelijkste zou geweest zijn om terug in Gent wat mensen te verzamelen die ik kende van mijn tijd in het NTGent en een productie op te zetten. Maar ik voelde daar geen enkele drang toe.
Tijdens mijn tijd bij De Appel werkte ik vaak met stagiairs met diverse culturele achtergronden. Die mensen verdwenen nadien uit beeld, of maakten kleine, ondergewaardeerde projecten in de marge — ze kwamen amper aan de bak bij de grote gezelschappen. Ik vond dat onrechtvaardig én een gemiste kans. Op dat moment was dat in Vlaanderen ook wel iets heel actueel. Het feit dat het culturele landschap in Vlaanderen veel te wit was. Er zijn daar ondertussen wel al enorme stappen in gezet, maar ik heb er nog altijd wel bedenkingen bij, omdat je toch nog altijd weinig gezelschappen of theaters ziet die echt hun nek ervoor uitsteken en de hoofdrol laten dragen door mensen met een interculturele achtergrond. Dat zie je toch nog altijd weinig.
Ik wilde dus iets anders. Ik wist vooral goed wat ik níét wilde: geen exclusief wit ensemble, geen sociaal-artistiek werk dat vertrekt vanuit persoonlijke verhalen, geen voorstellingen die iemands culturele identiteit centraal stellen.
Ik wilde vertrekken vanuit de klassieke verhalen: Romeo en Julia, Hamlet, Antigone, Drie zusters... Als ik vroeg waar jonge acteurs van kleur van droomden, waren het net die grote stukken. En dus ging ik op zoek naar een vorm van theater waarin ieders achtergrond vervaagt, en waarin we samen een autonome wereld creëren — een fictieve wereld op scène die vertrekt vanuit het verhaal, niet vanuit afkomst.
In 2016 heb ik met tientallen mensen gepraat over mijn idee, niet alleen binnen de kunsten. Mensen van allerlei beroepsniveaus en achtergronden. Er zaten bijvoorbeeld juristen bij, leerkrachten, professoren, noem maar op. Mensen van Marokkaanse, Turkse, Europese achtergronden. Sommige kende ik totaal niet, maar ik heb ze gewoon gecontacteerd met de vraag: wil je hierover praten? Hun enthousiaste respons leverde zoveel energie en bevestiging op dat ik voelde: hier moet ik mee verder.
Uit die gesprekken ontstond zelfs een klankbordgroep, een soort raad van wijze mannen en vrouwen, die meewerkten in de opstartfase. En van daaruit begon de zoektocht naar jonge spelers. Dankzij mijn netwerk in Nederland, en via de cast van de film Black in Vlaanderen, kwam ik in contact met heel wat getalenteerde jonge acteurs. Zo is de eerste productie en de eerste ploeg van Compagnie couRage ontstaan.
Ik heb voor mijzelf altijd een enorm hoge dromen vooropgesteld. Niet dat ik die dromen per se wil bereiken, maar ik vind dat als je iets vooropstelt om na te streven, de reis daarnaartoe je rijker maakt. Mijn droom is om met couRage een vast gezelschap uit te bouwen van 8 à 10 acteurs, goed omringd met een vaste technische ploeg, een scenograaf, logistieke en administratieve ondersteuning, etc. Een groep waarmee we van stad tot stad kunnen trekken.
Ik zie het als een soort clusterwerking: je hebt één grote kernvoorstelling die je met de hele groep speelt, gebaseerd op een klassieker die iedereen kent, en daaromheen een aantal kleinere nevenproducties met 2 of 3 acteurs die het thema verder uitdiepen, alsook lezingen en workshops die we in samenwerking met scholen en culturele partners zouden organiseren. Zo toon je als gezelschap meerdere gezichten, en bouw je echt een band op met een stad of gemeenschap.
En dat je binnen de groep een soort wisselwerking hebt, waarbij elke acteur meerdere rollen kent van het stuk. Zodat je elke avond met een andere samenstelling een andere voorstelling kan maken. In zo’n structuur leer je elkaars rollen kennen, kan je wisselen tussen stukken en creëer je een ensemble met flexibiliteit en diepgang. Ik droom ervan dat we ook daar genderloos en kleurloos in kunnen casten. Dat we vertrekken vanuit het stuk, de tekst, de thematiek — en niet vanuit een vastomlijnde identiteit.
Om onze kernvoorstelling te maken vind ik het belangrijk om te vertrekken vanuit een actueel idee en niet vanuit een repertoire-denken. Zo vertrokken de couRage producties in de eerste fase vanuit het idee ‘vrouwen en geweld’ en in deze fase vanuit het idee ‘kolonisatie-dekolonisatie’. Repertoire-denken vertrekt vanuit de tekst, de auteur en cast die je voorhanden hebt.
Dat is waar ik met Compagnie couRage naartoe wil: een inhoudelijk sterk en divers ensemble, dat verhalen brengt die ertoe doen — met lef, met overtuiging, met couRage.
© 2025 Compagnie couRage. Alle rechten voorbehouden. Een product door Jerom Verschoote.
Wij gebruiken trackingcookies om te begrijpen hoe je onze website gebruikt en om je gebruikservaring te verbeteren. Accepteer om ons te helpen verbeteren.